*We zijn uitgegaan van de ervaringen opgedaan bij de grasparkieten, zie hieronder de tekst van H.W.J. van der Linden
Mutaties van de Baardstructuur
We treffen geringe verschillen in kleurdiepte aan bij de Forpus.Deze verschillen zijn meestal het gevolg zijn van kleurloze baardtoppen. Maar soms door reductie van melanine om de celkernen. Tevens kennen we bij de Forpus verschillende donkernuances in de kleur. In de groenserie zijn dat de kleuren groen, D-groen en DD-groen en in de blauwserie blauw, D-blauw en DD-blauw
Deze zogenaamde donkernuances worden niet veroorzaakt door het aantal melaninekorrels rondom de kerncellen, maar door een gewijzigde baardstructuur als gevolg van een mutatie. De sponszone van de donkere kleurslagen (D-vogels en DD-vogels) is minder diep dan die van de gewone groene en blauwe Forpus; bovendien zijn de baarden aanmerkelijk dunner. Bij het ontbreken van de donkerfactor (groen en blauw) is de diepte van de sponszone 0,009 mm, bij aanwezigheid van één donkerfactor (D-groen en D-blauw) 0,006 mm en bij aanwezigheid van de dubbele donkerfactor (DD-groen en DD-blauw) 0,003 mm. Door de gewijzigde structuur van de baarden wordt minder licht gereflecteerd, niet alleen omdat de sponszone minder diep is, maar ook omdat een dunne baard een kleiner kleurvormend oppervlak heeft, wat de totaalkleur van de veer donkerder maakt. Ook is het mogelijk dat door de iets gewijzigde structuur van de sponszone de blauwe kleurnuance van de door interferentie ontstane lichtgolven enigszins beïnvloed worden. Afhankelijk van de diepte van de sponszone, die zoals gezegd in drie verschillende dieptegradaties voorkomt, krijgen we dus in de groenserie groen, D-groen of DD-groen en in de blauwserie blauw, D-blauw of DD-blauw.
violet
De verklaring voor de violetkleur is gelegen in de gewijzigde melaninegroepering om de celkernen en een gewijzigde structuur van de spons- zone. Doordat de sponszone door toedoen van de violetfactor een andere structuur heeft gekregen, ontstaan door de interfererende lichtgolven uit het spectrum in plaats van blauwe lichtgolven, violette lichtgolven. Daarbij is de groepering van het zwarte melanine om de celkernen zodanig dat de violette lichtgolven in de kerncellen niet geabsorbeerd worden, maar via een kleurloze cortex weer naar buiten treden, hetgeen wij als violet waarnemen. Deze kleurwaarneming is echter alleen mogelijk als de diepte van de sponszone intermediair is, ergo 0,006 mm. De violetkleur is dus van twee voorwaarden afhankelijk:
- Een sponszone waarvan de diepte overeenkomt met die van D-groene of blauwe;
- De structuur van de sponszone van een zodanige aard is dat in plaats van blauwe lichtgolven, violette lichtgolven ontstaan.
Grijs
De kleur grijs berust op het ontbreken van het interferentie-effect in samenwerking met een zeer omvangrijke laag zwart melanine. Kenmerkend voor de doorsnede van een baard van een grijs lichaamsveertje is de centrale ligging van de vacuoles, met daar omheen een dikke laag melanine.(fig. 1). De sponszone is zeer smal, zodat interferentie van de lichtgolven uit het spectrum, zoals we dat bij de overige kleurslagen in de groen- en de blauwserie kennen, niet optreedt. Het daglicht dat op de bevedering valt, passeert ongehinderd de sponszone en wordt bijna geheel door de dikke laag melanine geabsorbeerd. Het overgebleven licht, dat aan de absorptie ontsnapt, wordt teruggekaatst en bereikt ons oog via een kleurloze cortex. De kleur grijs is dus van twee voorwaarden afhankelijk:
- Het ontbreken van geel psittacine in de cortex;
- Een zeer smalle sponszone waardoor geen interferentie optreedt. Voorts een gewijzigde groepering van melanine waardoor een groot deel van het invallende daglicht geabsorbeerd wordt.
Grijsgroen
De grijsgroene kleur is een combinatie van de grijze baardstructuur en geel psittacine in de cortex. Het grijsgroen ontstaat dus niet doordat het gele psittacine verandert, maar door de gewijzigde melaninegroepering in de kern die dezelfde hoeveelheid licht terugkaatst als bij de grijzen, doch via een cortex waarin zich geel psittacine bevindt.(fig. 2).
D- en DD-grijs(groen)
De donkernuances D-grijs DD-grijs resp. D-en DD-grijsgroen worden eveneens veroorzaakt door een verschil in diepte van de sponszone. Doordat de diepte van de sponszone bij de grijsfactorige vogels veel minder is dan bij de groenen en de blauwen, is het diepteverschil in de sponszone bij de drie donkernuances slechts gering. De kleurnuances grijs en DD-grijs en grijsgroen, DD-grijsgroen zjn echter gemakkelijk van elkaar te onderscheiden. Het is echter zeer moeilijk en niet zelden onmogelijk om een grijze van een D-grijze of een grijsgroene van een D-grijsgroene te onderscheiden. Dit is tevens de reden dat de kleurslagen D-grijs en D-grijsgroene niet in de kleurstandaard zijn opgenomen.